Hebreeën 2

 
Het boek van Hebreen bevat 5 waarschuwingen, deze vinden we door het hele boek heen.

Deze waarschuwingen vinden we in:

  • 2: 1-4 Een waarschuwing om de boodschap van de Zoon niet te verwaarlozen.
  • 3: 6- 4: 14 Een waarschuwing tegen verharding.
  • 5: 11-6: 20 Een waarschuwing om niet af te vallen van het geloof.
  • 10: 19- 12: 29 Een waarschuwing om de belijdenis niet te verliezen.
  • 13: 7-17 Een waarschuwing om in het geloof met Christus te blijven.

De eerste vinden we hier in hfst 2: 1-4 het is een waarschuwing om niet af te glijden (doorvloeien) van de boodschap van Christus.

1-4. Waarschuwing om de boodschap van de Zoon niet te verwaarlozen.

Heb 2:1 Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien.

Het woord "daarom" vloeit voort uit het vorige hoofdstuk. God heeft Zichzelf geopenbaard zoals Hij nog nooit eerder heeft gedaan, Hij heeft Zichzelf geopenbaard door Zijn eigen Zoon.
Het is nu de laatste dagen, God heeft één boodschap en dat is een boodschap die Hij gegeven heeft door Zijn Zoon. Dit is de boodschap van hoop en liefde voor een ieder. En als we dit verlaten dan is er niets meer over.

De meer ons gegeven is de meer we ook verantwoording moeten afleggen.

  • Matt. 11: 20-24.
  • Lukas 12: 47, 48

Het woord "doorvloeien" is een woord dat betekent:

1) voorbijstromen, langs vloeien, afdrijven, afglijden

1a) langs het heil voorbijdrijven; misschien het beeld van een schip dat een vaste koers moet varen om niet aan het doel voorbij te schieten

1b) figuurlijk met verwijzing naar "wat wij gehoord hebben" (n.l. het evangelie), "opdat wij er niet van vervreemd raken".

1c) iets ontgaat me

1d) het onschiet mij

Hoe kunnen we afglijden:

  • Degene die niet verankerd zijn. (Matt. 13: 18-23)
  • Degene die niet in de genade blijven. (Gal. 1)
  • Degene die valse leringen gaan navolgen. (Matt. 15: 1-8, 2 Petrus 3)
  • Door zonde. (Gal. 6: 1-2, Jac. 5: 19, 20)
  • Door lauw te zijn. (Openb. 3: 15, 16)
  • Etc.

De bovenstaande principes zijn maar een paar uit een lijst van velen.
Wij moeten voorzichtig zijn, wij moeten alert blijven zodat we in Christus blijven. Zoals een schip op koers moet blijven, zo moeten ook Christenen op koers blijven. (Hebr. 12: 1-2)
Velen zijn de strijd begonnen om na verloop van tijd op te geven. (Matt. 13: 18-23)

Afglijden gaat altijd rustig, nooit van de één op de andere dag. Daarom is het ook zo gevaarlijk. Afglijden is altijd iets dat heel langzaam in ons leven kruipt.
Lauwheid zijn dan de eerste verschijnselen, als dat verder doorzet dan krijgen we verval.

We moeten, zoals Hebr. 12: 1-2 ons laat zien, onze ogen gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof. Alleen door onze ogen op Hem te richten kunnen we overwinnen.

De schrijver geeft aan dat we ons moeten houden aan hetgeen door hen gehoord is.
Dit is een referentie naar het woord dat aan hen is geopenbaard. Het door de Geest geopenbaarde woord.

2 Petrus 1: 20, 21 laat ons zien dat profetie nooit is voortgekomen uit de mens maar door de Heilige Geest hebben deze mensen van God gesproken. En dat is hetgeen waar we ons aan moeten houden. We moeten daarniet van afdwalen.

Heb 2:2    Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft;

De schrijver heeft hier een belangrijke waarschuwing voor Christenen.
Er is een woord dat door engelen gesproken is geweest, dat is het Oude Verbond, en dat woord word "vast" genoemd.

Vergelijk:

  • Gal. 3: 19
  • Handl. 7: 35-38, 53

Maar zelfs dit woord, gebracht door Moses en door de bemiddeling van engelen, elke overtreding had zijn rechtvaardige vergelding.

Vergelijk Hebr. 10: 21-29

Heb 2:3   Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? dewelke, begonnen zijnde verkondigd te worden door den Heere, aan ons bevestigd is geworden van degenen, die Hem gehoord hebben;

Deze boodschap van Christus (nieuwe verbond, Hebr. 9: 14-17) word hier dan de "grote zaligheid" genoemd. Dus hoe zouden we de rechtvaardige vergelding ontlopen als we hier geen aandacht aan geven of daarvan afdwalen.

Dus als de boodschap door Mozes, die niet zo groot was als die van Christus, een rechtvaardige vergelding had, hoeveel te meer de boodschap van Christus?

Deze boodschap is eerst verkondigd door de Heere zelf (Christus) en daarna door hen, (de Apostelen) die Hem hebben gehoord.

Zie hier ook de relatie met Joh. 14-16. In deze hoofdstukken geeft Jezus aan dan Hij de Apostelen gaat verlaten maar dat Hij hun een trooster (Heilige Geest) zou sturen die hen zou inleiden in alle waarheid. (Joh. 13: 15-17; 26; 16: 12, 13)

Het acht geven op de boodschap van Christus betekent dat we vruchten geven aan deze relatie.
En zoals Joh. 15: 1-8 ons laat zien, we moeten vruchten dragen en als we dat niet doen zijn we dicht bij verbranding en verwerping. We moeten onze leven in Christus laten bloeien.

Heb 2:4  God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen des Heiligen Geestes, naar Zijn wil.

Toen de Here en de Apostelen op de aarde wandelde werden hun woorden, hun prediking, bevestigd door de tekenen, wonderen etc. Al deze dingen, tekenen, wonderen etc. hadden dan ook een hele belangrijke betekenis. Het was een bevestiging van hun woorden.

Het woord "medegetuigende" betekent:

  • Te getuigen samen met.

Vergelijk Markus 16: 20 En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.

De waarschuwing die we hier dan gekregen hebben is: Als het woord dat door de engelen overgeleverd was werd overtreden ging dat gepaard met de rechtvaardige vergelding, hoeveel te meer moeten wij letten op deze boodschap van Christus. Want als we dat overtreden, hoe zullen we dan ontvlieden.

5-9. De Christus en Zijn menswoording.

Heb 2:5 Want Hij heeft aan de engelen niet onderworpen de toekomende wereld, van welke wij spreken.

De vraag die we hier stellen is: "wat word er bedoeld met de toekomende wereld"?
Die vraag beantwoorden we met de woorden "van welke wij spreken".
Dit geeft aan dat de toekomende wereld, de wereld, de orde was waarover de schrijver spreekt. En dat is natuurlijk de regering van Christus. In het eerste hfst heeft de schrijver de grootheid van Christus al geintroduceert en gesproken over de troon van Christus (8) en het koninkrijk (8)

Het punt hier dan is ook dat deze wereld, orde, onderworpen is aan Christus en niet aan de engelen. Dit is weer een versterking voor het principe dat Christus verhoogd is tot de hoogste plaats. Dit laat zien dat Christus hoger is dan de engelen.

Heb 2:6 Maar iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt!

Heb 2:7  Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken Uwer handen;

Heb 2:8 Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want daarin, dat Hij hem alle dingen heeft onderworpen, heeft Hij niets uitgelaten, dat hem niet onderworpen zij; doch nu zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn;


Voor de bovenstaande woorden (6-8) kunnen we de vraag stellen of ze in referentie zijn naar Christus of naar de mens. Uiteindelijk kunnen we zeggen dat deze woorden uit Psalm 8 in eerste instantie geschreven waren door David om zijn eigen gedachten onder woorden te brengen. Aan de andere kant weten we ook dat deze woorden gebruikt worden om Christus te omschrijven. (1 Cor. 15: 27) Dus uiteindelijk maakt het niet echt uit, Bijbels gezien worden ze voor beiden, Christus en de mens gebruikt.

Als we dit dan op de mens betrekken zien we dat de mens bijna goddelijk is gemaakt. Hij is geschapen en gemaakt in het beeld en de gelijkenis van God. Niet Gode gelijk, maar wel in het beeld en de gelijkenis van zijn maker. (Gen. 1: 26)
In referentie tot de engelen word gezegd dat de mens een weinig minder gemaakt is dan de engelen. De mens heeft gezondigd en moet nu sterven. Hier zien we dat we minder dan de engelen zijn. (zie vers 9: "die een weinig minder dan de engelen geworden is, vanwege het lijden des doods)
Adam mocht de dieren namen geven en daardoor zien we dat hij hoger was dan de dieren. Zo werd hij gesteld over het werk van de handen van God.

Maar gezien de kontext lijkt het beter dat deze woorden betrekking hebben op Christus.
Waarom: Als we beginnen in hfst. 1 gaat het over de grootheid van Christus. Hij word daar vergeleken met de engelen als zijnde dat Hij een veel grotere bediening heeft.
Hij zit op de troon en Hij regeert.
In hfst. 2 zien we dan dat we op deze boodschap van Christus acht moeten slaan. Dus de gehele kontext gaat over Christus. Ook de woorden die volgen in het latere gedeelte van dit hfst. gaan over Christus. Het lijkt beter te passen.

Alle dingen zijn Hem onderworpen.
Vergelijk -Psalm 110

  • 1 Petrus 3: 22

Deze laatste tekst laat zien dat Christus koning is en dat alles aan Hem onderworpen is.

Heb 2:9 Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou.

Jezus moest mens worden opdat hij alle mensen een offerande zou zijn en hierdoor genade zou smaken voor een ieder. Hij moest mens worden, Hij moest den dood smaken.

Hier zien we ook hoe Christus "een weinig minder dan de engelen geworden is" dit door het lijden des doods. Omdat Christus gestorven is is Hij daardoor minder dan de engelen geworden.

Vergelijk Fill. 2: 5-11
We zien hier de Christus die met heerlijkheid en eer is gekroond. Maar die wel eerst "het lijden des doods" moest ondergaan. Op deze manier smaakte Hij de dood voor een ieder.
Door het lijden en de dood van Christus is Hij in de plaats van een ieder gaan staan en heeft hij de dood overwonnen.

Waar eerst de dood heerste (door de zonde) heerst nu het leven door Christus.
Nu kan elk mens dat in Hem geloofd behouden worden.

Christus heeft nu de sleutels in handen van het leven en de dood.

  • Openb. 1: 18

Toen Christus mens is geworden is Hij een weinig minder geworden dan de engelen.
Door Zijn menswording is hij gelijk geworden (Fill. 2: 7) aan de mens. De schrijver gaat dan verder om te zeggen dat vanwege het lijden des doods Hij een weinig minder geworden is dan de engelen. De mens moet sterven, de engelen niet.

10-18. De overste Leidsman en zijn lijden.

Heb 2:10 Want het betaamde Hem, om Welken alle dingen zijn, en door Welken alle dingen zijn, dat Hij, vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, den oversten Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen.

Hier word gesproken over degene:

  • Om welke alle dingen zijn.
  • Door welke alle dingen zijn.

Als we kijken naar de context moet dit de Vader zijn. Want er word gesproken over dat Hij de oversten Leidsman (Christus) door lijden zou heiligen.

Hij (de Vader) heeft vele kinderen tot heerlijkheid geleid door het lijden van de oversten Leidsman. De Christus heeft dus geleden en daardoor de kinderen tot heerlijkheid en tot heiliging geleid.

Het lijden van Christus was essentieel voor onze zaligheid. Door zijn lijden is ons genezing geworden. Jesaja 53: 6 spreekt over het begrip dat door Zijn striemen ons genezing is geworden.

Het kruis, een donkere dag in de geschiedenis, is vervuld met hoop, liefde en waarheid.

  • Joh. 12: 32

In Lev. 17: 11 zien we al dat God het leven vereiste om boete te doen voor zonde.
Lijden en sterven is altijd een vereiste geweest om tot leven te komen.

Heb 2:11 Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.

We zien hier dan dat degene die heiligt (Christus) en degene die geheiligd worden (Christenen) allen uit één zijn. Ze zijn allen uit de Vader.
Omwille deze verhouding is hij niet beschaamd om hen broederen te noemen.
Christenen zijn de broeders van Christus.

Vergelijk Matt. 12: 46- 50

Het was de wil van Christus om de wil des Vaders te volbrengen (Hebr. 10: 1-10)
Christus had behagen in het werk van de Vader, omwille de Vaders wil om mensen te rechtvaardigen en te heiligen was Christus niet beschaamd hen broeders te noemen.

Heb 2:12 Zeggende: Ik zal Uw naam Mijn broederen verkondigen; in het midden der Gemeente zal Ik U lofzingen.

Heb 2:13 En wederom: Ik zal Mijn betrouwen op Hem stellen. En wederom: Zie daar, Ik en de kinderen, die Mij God gegeven heeft.

Om de gedachten van vers 11 nog krachtiger te maken zien we dat er terug word gegrepen op het oude verbond. Lang voordat dit alles tot uitvoer kwam was het al geprofeteerd door de profeten.
Op welke manier is Christus niet beschaamd om hen broederen te noemen?


Hier zien we dan de Christus:

  • Hij zou de naam van de Vader de broederen verkondigen, in het midden van de Gemeente zou Christus de Vader lofzingen.
  • Het vertrouwen van de Christus was in de Vader.
  • Zie daar, ik en de kinderen die Mij God geeft gegeven.

Deze drie beschrijvingen komen allemaal uit het Oude Testament.

De eerste komt uit Psalm 22:22
Deze hele Psalm is een Psalm die het verhaal van Christus verteld.

Johannes 1 vers 18 verteld ons dat Christus de Vader heeft verklaard aan een wereld wandelende in duisternis.

Verder horen we naar Lukas 10: 21
Luk 10:21 Te dier ure verheugde Zich Jezus in den geest, en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U.


De tweede waarschijnlijk uit Psalm 18: 2
Zie ook:

  • 2 Sam. 22: 3
  • Jesaja 8: 17, 18; 12: 2

Zijn betrouwen was op Zijn Vader. Deze gedachte is iets dat heel duidelijk word door de getuigenis en het leven van Christus.

De derde uit Jesaja 8: 18
Efeze 1 geeft ons aan dat Christenen verkoren zijn in Christus.
Alles wat God heeft gedaan heeft Hij door Christus gedaan. Door Zijn uitverkoren knecht, geprofeteerd in Jesaja 42: 1-2

Heb 2:14 Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, den duivel;

De Christus is vlees en bloed deelachtig geworden, om door zijn dood de duivel te niet zou doen en de kracht van de dood die over de mensheid gekomen was.

Vergelijk -Fill. 2: 5-12

  • Gal. 3: 13, 14

De mensheid was onder de kracht van Satan. Maar Christus heeft dit overwonnen.
In Openb. 1: 17, 18 vinden we de volgende woorden:
En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste;

En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.

Christus heeft nu de sleutels van leven en dood, Christus heeft de sleutel van de hel en van de dood. En Christus beslist wie er naar de hel gaan, niet de Satan.
Het oordeel is gegeven aan Christus. (Joh. 5: 22)


Heb 2:15 En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.

Christus heeft nu allen verlost en allen die Hem aannemen in geloof en gehoorzaamheid aan Zijn geboden zal behouden worden.
Mensen lagen onder de vloek van de wet. Maar Christus heeft hen vrijgemaakt.

Rom. 3: 21, 22
Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten:

Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.


Door het geloof in Christus worden we gerechtvaardigd.


Heb 2:16  Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan.

In dit vers zien we dan weer opnieuw de grootheid van Christus, de engelen zijn niet aangenomen als het zaad van Abraham, maar de Christus is.

Hier word natuurlijk gesproken over de belofte die gemaakt werd aan Abraham (Gen. 12, Gal. 3: 16, 19 en 29)
Weer een reden om te zien dat Christus groter was dan de engelen.

Heb 2:17 Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen.

Heb 2:18 Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij dengenen, die verzocht worden, te hulp komen.

Vanaf vers 5 hebben we gezien dat er gesproken word over de menswoording van Christus. Hier zien we dan ook de reden van dit alles.

  • Hij moest de broederen gelijk worden. Waarom? Zodat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn.
  • Zo kan Hij degene die verzocht word te hulp komen.

Christus is gelijk geworden aan de mensen. Hij heeft vlees en bloed aangenomen om een Hogepriester te zijn voor hen, in Zijn mensheid heeft Hij alles doorstaan wat wij als mensen ook moeten doorstaan, zo kan Hij de beste Hogepriester zijn.
Hij kan meevoelen met ons lijden, onze verleidingen etc.

In hfst. 4: 15, 16 lezen we de volgende woorden:
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.

Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Omdat de Christus ons gelijk is geworden is Hij daarbij de beste hogepriester die we onszelf zouden kunnen vragen. Hij kan meevoelen omdat Hij in alles ons is gelijk geworden.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven